Dit verhal gaat over een oom die zeer kort na wereldoorlog 2 verongelukt is. Hij was de laatste in onze tak met de voornaam naam Adrianusn na een lange reeks van 7 over 14 generaties, die we konden volgen tot in 1595. In het dagelijks leven had hij de roepnaam Jos, die dus niet altijd van Joseph hoeft alfgeleid te worden. De naam werd nog wel verder aan neven en nichten met een andere achternaam doorgegeven. De voornaam leeft nog wel verder in de Canadese tak van de familie, in combinatie met de achternaam Roelands, bij de afstammelingen van Gus Roelands, een jongere broer. Er is dus eigenlijk wel een onderbreking van de doorgaande lijn.. Hij werd geboren op 29 februari 1924 in het ouderlijk huis op boshoven. Hij was de oudste zoon van Theo en Jana Roelands-Meeusen. Zoals de traditie het voorschreef kreeg hij als 1e zoon de voornaam van de grootvader aan vaderszijde. Hij heete dus Adrianus Johannes Joseph Roelands. Over zijn jonge leven zijn niet veel zaken doorgegeven, hij verongelukte voor het goed en wel ging beginnen.
Over de dag van het ongeval zijn wel wat details bekend geworden. Zo was hij onderweg naar Alphen-Oosterwijk met paard en kar toen hij op een mijn reed. Jos Roelands was onder weg naar Harrie (Hendrikus Johannes) Severijns in de oude Tilburgsebaan op verzoek van de buurman Piet (Carolus Petrus) Verschueren om huisraad en kleren te gaan verwisselen. Piet had tijdens de oorlog met zijn schoonfamilie Severijns en deel van de kleren en huisraad uitgewisseld om bij een totaal verlies door brand of zo op één van de adressen, toch nog de helft over te houden. Harrie verhuisde later naar Prinsenbeek. Het ongeval met Jos gebeurde voor 10 uur in de morgen. Het kaartje hierbij dateert van rond de oorlog. De Oude-Tilburgsebaan zou nog niet zijn vrijgegeven, want men wist dat er mogelijk nog mijnen lagen. Die waren gelegd door de Duitse troepen om de opmars van de bevrijders te vertragen. Er gaan stemmen op dat Jos daarvoor gewaarschuwd was. Jos had dus via het Looneind moeten gaan. De Wachtmeester der Marechaussee (Gerrit Hendrik Dolman) die de vaststellingen deed was waarschijnlijk gevestigd in de kazerne aan de Baarleseweg in Alphen. De Koninklijke Marchausee, eens een legeronderdeel, voor de bezetting van Nederland, was door de Duitse bezetter bij de politie gevoegd, en men bleef tijdens en na de bevrijding de politietaak verder vervullen. We vondden gegevens van een G.H. Dolman die begin jaren 1970 adjudant was bij de rijkspolitie in Amsterdam en chef van de recherche, dit kan dezelfde persoon zijn als de marechausee, die in 1944 in Alphen gestationeerd was. De verwondingen van Jos Roelands waren zeer ernstig en vermoedelijk is groot bloedverlies de voornaamste doodsoorzaak, gezien er bij de verwondingen sprake is van verwondingen aan de linkerarm, linkerbeen en een ernstige wonde aan de linkerzijde (op de romp). In het rapport is geen melding van andere verwondingen die tot de dood zouden hebben geleid. Voor de eerste hulp werd een beroep gedaan op Aloisius Johannes Baeten (Jan) geboren in 1894, die werkte in de schoenfabriek Baeten. Die fabriek stond waar nu het gemeentekantoor in Alphen is aan het Willibrordplein. Jan Baeten woonde A167 Kerkstraat (nu Raadhuisstraat) ongeveer tegenover de huidige van Leuvenlaan in het dorp Alphen. Het is niet bekend of hij op het werk werd opgeroepen en misschen nam de Marechaussee Dolman hem wel ineens mee op weg naar het ongeval, hij kwam immers waarschijnlijk langs de fabriek en het woonhuis van Baeten. We vonden een foto van hem op het bidprentje bij zijn overlijden in 1961. Jos Roelands werd van de plaats van het ongeval naar het huis van Jan Sas gebracht aan het begin van de Oude Tilburgsebaan aan de kruising met de Goedentijd en Schellesraat. Na de eerste hulp werd Jos Roelands in de auto door Wachtmeester Dolman naar Tilbug gebracht, waar in het Sint Elisabeth-ziekenhuis de dood werd vastgesteld Door dokter Grood, zeer waarschijnlijk dr. M.P.A.M. de Grood (1914-1995), op dat moment chirurg in opleiding en chef de clinique heelkunde tijdens de oorlog. Later werd deze een bekende neurochirurg. Zijn foto hierbij is natuurlijk van veel latere leeftijd; van bij zijn in memoriam bericht.
We kregen van Karel Geerts, een voormalige buurtgenoot het officiele raport over het ongeval in handen. Het werd opgesteld op de dag zelf, maar werd pas geregistreerd bij de gemeente op 21 november. Men was in de eerste weken van november 1944 nog volop bezig om de overheidsorganisatie opnieuw in orde te brengen, de gevechten in en rond Alphen stopten pas eind oktober....
Het bidprentje werd voorzien van de eenvoudige foto die we ook bovenaan lieten zien. Aan de keerzijde kwam een tekst.
Het graf werd voorzien van het uniforme grafmonument in baksteen, dat door de toenmalige patsoor Binck bijna verplicht werd. In de dood is ieder immers gelijk. Intussen werd begin 2018 het grafmonument van het kerkhof verwijderd. Tegelijk met dat van zijn ouders.