ZVMBoeren1914miloals alle jonge mannen was ook Vic Boeren dienstplichtig bij de Militie en later bij de Landweer. De eerste- selectie gebeurde door loting onder de mogelijke kandidaten uit de 20-jarigen van de gemeente (Baarle Nassau) waar het dorp Ulicoten bij hoort. Gezien een aantal van de broers van Vic niet in Nederland waren geboren en als Belg werden beschouwd kwamen niet zij, maar wel de jonste van het gezin in aanmerking voor de dienstplicht in Nederland. Mogelijk deden ze wel dienst in België, maar mij zijn geen militaire verhalen bekend over hen. De foto die we vonden van de "militair" Vic Boeren is genomen tijdens de mobilisatie in Harderwijk, waarover verder meer details.

InlijvingVicBoeren1907We vonden een inschrijving terug in het stamboek van het 6e regiment infanterie in 1907. Hij werd ingedeeld bij het regiment op 12 maart 1907 als loteling uit de gemeente Baarle-Nassau (lotnummer 20) en kreeg stamnummer 52. Op 30 november 1907 ging hij met "groot verlof". Bij hetzelfde regiment deed hij van 4 september 1911 tot 29 september herhalingsoefening, waarna weer "groot verlof" volgde. Het 6e regiment was gelegerd in de toenmalige Chasee-kazerne in Breda in 1907. Daar is nu een theater en een stadskantoor.

AandenkenKistje1914 15

Een flink deel van zijn mobilisatietijd (1914-1915) bracht soldaat Vic Boeren in het 17e regiment Infanterie door in Harderwijk, waarschijnlijk betrokken bij de bewaking van het interneringskamp van de Belgische militairen. Het 17e regiment infanterie van soldaat Vic Boeren kwam daar waarschijnlijk pas in november-december 1914 aan.  Hij vervaardigde daar een kistje gemaakt van hout van sigarenkistjes. Ook tijdens de militaire dienst werd er geknusteld met de middelen die er waren.

 

 

 

Kamp Harderwijk 1914HarderwijkBelgenkamp
screenshot nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be 2021.04.05 13 47 36In Harderwijk werd eerst in december 1914 begonnen met de bouw van een barakkenkamp op de plaats van het (voorlopige) tentenkamp. Op een terrein van 32 ha. werden 50 barakken gebouwd waarin eveneens 12.000 tot 15.000 geïnterneerden konden worden ondergebracht. De kampen te Zeist en Harderwijk werden opgezet als kleine steden compleet met scholen, winkels, badinrichtingen, kantines, kerken, postkantoren etc. De kampen werden later soms omgebouwd naar kazernes, ook na de volgende oorlog.

Op 11 november 1918 werd de oorlog beëindigd. Het duurde echter tot het tekenen van de wapenstilstandsovereenkomst voordat de Nederlandse regering de onderhandelingen over de repatriëring begon; pas vanaf december 1918 konden de geïnterneerden terugkeren naar hun vaderland.

met dank aan: www.uitdeoudekoektrommel.com


Hoe werkte het leger en de dienstplicht begin jaren 1900...

De aanneming van de Militiewet van 1901 en ingevoerd op 1 januari 1902 betekende een verhoging van het jaarlijkse militie-contingent. De dienstplichttijd werd vastgesteld op acht jaar; bij de gewijzigde Militiewet van 1912 teruggebracht tot zes jaar.
Tevens werd bepaald, dat de ingelijfden bij de Landmilitie, die de diensttijd hadden volbracht, op de dag van dienstbeëindiging over zouden gaan naar de Landweer. Dit met uitzondering van de miliciens van het KorpsTorpedisten en van de bereden wapens (met paarden), zoals cavalerie, artillerie en Marechausee. Deze vrijstelling werd gegeven op grond van de gedachte, dat deze troepen geen aanvullingsreserve nodig hadden en er ‘op reden van billijkheid’ daartegenover een eerste oefeningstijd van achtenhalve maand bij de onbereden troepen en achttien maanden bij de bereden troepen stond. Waarschijnlijk waren er ook niet genoeg militaire paarden om mobilisabele bereden eenheden uit te rusten. Bij allerhande eenheden waren er ook nog trekpaarden en ook honden om wagens en andere uitrusitng te slepen.

In Nederland werd bij K.B. op 24 juni 1901 de Landweerwet aangenomen. Met de invoering van deze Landweerwet op 1 april 1903 was het opheffingsproces van de schutterij feitelijk ingetreden. Dit proces strekte zich over vijf jaar uit, waardoor de ‘laatste schutters’ op 1 augustus 1908 van verdere dienst werd ontheven.

De Landweer, een reserveleger van vrijwilligers en dienstplichtigen, kwam als rijksinstelling onder het gezag van de Minister van Oorlog te staan. De taak van de Landweer lag in het dienen als bezettings- en bewakingstroepen in de linies en stellingen en bij de bewaking van de kusten en grenzen. Indien nodig kon de Landweer in korte tijd een groot aantal militairen mobiliseren. In oorlogstijd dienden de Landweerafdelingen tot versterking van het leger en konden zij ingedeeld bij of verenigd met de legerkorpsen optreden of zo nodig tot afzonderlijke korpsen gevormd worden.

De Landweer vervangt de Schutterijen, die te weinig militaire waarde hebben als militaire reserve. Na afloop van acht jaar militieplicht worden dienstplichtigen nog eens zeven jaar ingedeeld bij de Landweer. Op papier is nog steeds sprake van een onderscheid tussen Militie en Landweer, maar in de praktijk is met de opheffing van de burgerlijke schutterij de opleiding buiten het leger en daarmee de tweedeling komen te vervallen. De nieuwe reserve bestaat nu uit militairen die in de kazerne hun opleiding hebben ontvangen. De Militie vormt de basis voor het mobiele Veldleger. De Landweer is regionaal georganiseerd in districten en bedoeld voor grensbewaking en voor dienst in de linies en stellingen. Bij oprichting wordt het korps landweerofficieren samengesteld uit gewezen beroepsofficieren en officieren afkomstig uit de zojuist opgeheven Schutterijen. Daarnaast wordt een aantal gepensioneerde onderofficieren bevorderd tot tweede luitenant. Later schuiven de nieuwe militieofficieren na acht jaar bij de militie te hebben gediend automatisch door naar de Landweer.

Naast de militie en landweer was er ook nog de landstorm. Daarbij hoorden alle weerbare mannen die niet tot beide voorgaande behoren. De maximum leeftijd daarvoor werd op 40 jaar gebracht. Dat was in die tijd al redelijk middelbaar, gezien de gemidelde levensverwachting van rond 65 jaar.


De Eerste Wereldoorlog en zijn voorspel


Kort voor de Eerste Wereldoorlog, op l maart 1912, was in Nederland een nieuwe miiltiewet van kracht geworden, waarbij het jaarlijse contingent militieplichtigen van 17.500 (in 1901) man nu op 23.000 man werd gebracht. De duur van de eerste oefening varieerde, al naar gelang de wapens en de rang, van 8 tot 24 maanden. De totale diensttijd van de militie werd verkort van 8 tot 6 jaar, en bij wijziging van de Landweerwet op 28 april 1913 werd de diensttijd bij de landweer van 7 op 5 jaar gebracht. De oudere lichtingen gingen, krachtens de Landstormwet van 1913, over naar een landstorm waartoe ook het ongeoefende gedeelte van de lichting behoorde. Allen die niet tot marine, leger of landweer behoorden bleven tot en met het 40e levensjaar landstormplichtig. De mobilisatie 1914-1918 bracht enkele honderdduizenden mannen uit het Nederlandse burgerlijke leven een aantal jaren samen onder militair kader, dat weliswaar had geleerd onvoorwaardelijk gehoorzaamheid te eisen doch zeer goed begreep dat men de onder de wapenen geroepen burger niet kan behandelen als een beroepssoldaat. Het is vermeldenswaard dat eigenlijk, door hun aantal, de onder de wapenen geroepen burgers de discipline in het leger bepaalden. Generaal Snijders schrijft daarover achteraf:
Maar. . . ook de tucht bij de troepen was ,,Hollandsch", een soort ondergeschiktheid en gehoorzaamheid „bij onderling goedvinden", meer voortspruitende uit vrees voor straf of voor onthouding van verlof, dan uit innerlijk tuchtgevoel en plichtbesef, maar die toch bij den kalmen en gemoedelijken aard van de meerderheid der dienstplichtigen, onder de leiding van tactvolle meerderen tot een vrij bevredigende toestand leidde.

Tijdens de 1e wereldoorlog was Nederland neutraal en slechts deels betrokken bij de oorlog die zich in onze buurt vooral in het zuiden van België en in Frankrijk zich afspeelde. Nederland kreeg veel Belgische vluchtelingen over de vloer bij het uitbreken van de oorlog en ook een deel van de aan de noordgrens ingesloten Belgische troepen kwamen er terecht (ongeveer 33.000 man, een  heel leger). Zij werden opgevangen in interneringskampen ver van de grens met het bezette België en Duitsland, om minder risico te geven voor de neutraliteit van Nederland. Er waren ook opvangkampen voor burgervluchtelingen. Heel wat familieleden van de geïnterneerden trokken naar de omgeving van de kampen en huurden daar tegen hoge prijzen logies. Later ontstonden er "vrouwendorpen" in de buurt van de grote interneringkampen in Harderwijk en Amersfoort, die eigenlijk ook kampen waren.

 


Vervolg loopbaan soldaat Boeren

Op 1 april 1913 Werd de jonge dienstplichtige soldaat Vic Boeren overgeplaatst naar het 17e regiment infanterie, dat werd afgesplitst van het 6e regiment. Zowat alle regimenten infanterie kregen een afsplitsing die een volgnummer kreeg dat 11 cijfers hoger was. Hij was toen net in zijn 6e jaar van de dienstplicht in de militie. In 1913 moest hij van 5 tot 30 augustus een volgende keer aan herhalingsoefeningen deelnemen en kreeg opnieuw groot verlof daarna. Aanvankelijk was het 17e regiment ook gelegerd in Breda, na de mobilisatie van 1914 werd het verplaatst.

Uittr17regInf1916op 1 augustus 1914 werd Vic gemobiliseerd bij het 17e regiment infanterie. De standplaats is niet helemaal duidelijk. Een keer bleek zelfs na een kort verlof, zijn compagnie vertrokken in Breda. Ze waren volgens wat ik vernam toen naar Delft verplaatst. Soldaat Boeren was niet op de hoogte en reisde ze achterna. Zeker is dat de eenheid in 1915 naar Harderwijk werd overgeplaatst. Vanaf 1 januari 1916 Ging de soldaat over naar het 41e bataljon landweer infanterie. Dit was eigenlijk een reserve-eenheid, maar gezien de mobilisatie was deze toch paraat op dat moment. In juli 1916 was de 4e compagnie van dat bataljon gelegerd ("in garnizoen") te Kruiningen, Zeeland (op Zuid-Beveland). Het 17e regiment infanterie was in juli 1916 zeker nog in Harderwijk gelegerd, gezien het uittrreksel uit de registratie, dat bij de stukken van de krijgsraad werd gevoegd.

 

Helemaal vlekkeloos was zijn militaire loopbaan niet want in op 16 juli 1916 werd hij met een "valschen verlofpas" betrapt en moest voor de krijgsraad komen. De stukken van die krijgsraad geven duidelijkheid over het vergrijp. Soldaat Boeren werd beschuldigd van "zich bedienen van een valschen verlofpas". Op het station van Tilburg bleek bij de contole van de verlofpas (waarschijnlijk ook nodig om te kunnen reizen met de trein op kosten van het leger) de eind datum zou veranderd zijn met één dag van 15 juli 1916 naat 16 juli. De reden daarvoor is onduidelijk gebleven tot nu toe. De staf was 2 dagen opsluiting in de gevangenis in 's Hertogenbosch, waar hij op 20 november1916 weer mocht beschikken. Een meer volledige transcriptie van het proces voor de krijgsraad staat verderop.

 Op 29 september 1916 werd hem gewoon verlof verleend, volgens het register, er moest nog wel een straf worden uitgezeten, die in een krijgsraad op 7 oktober 1916 werd uitgesproken. Demobilisatie en "groot verlof" was pas op 1 okober 1919, einde dienstplicht bij de landweer was 31 juli 1920.

 


Als militaren de regels overtreden kunnen ze tuchtrechtelijk (volgens de "krijgstucht") of ook strafrechtelijk (volgens aangepast militair strafrecht en ook burgerlijk strafrecht) bestraft worden. Het tuchtrecht wordt toegepast door de eigen leidende officieren, het strafrecht door een (militaire)rechtbank of wel de krijgsraad (die in Nederland in 1991 overging in een militare kamer van de burgerlijke rechtbank). In 1916 bestond de krijgsraad uit een burgerlijke president (beroepsrechter), met een aantal (gepensioneerde) officieren, ook de aanklager (auditeur-militair) was een officier en het schrijfwerk werd door een militare "griffier" gedaan, en lagere officier. Waarschijnlijk hadden een aantal van hen ook een juridische opleiding.

 

Krijgsraad van 7 October 1916.

 

Ten lastelegging:

 

“Op 16 juli 1916 aan het spoorwegstation van Tilburg zich opzettelijk bediend van een valschen verlofpas, door aan de controle der militaire verlofpassen ter controleering te tonen een verlofpas van de volgenden inhoud:

 

N° 18596 A.D. Verlofpas De ondergeteekende, commandant van 4-41 L.W.I. verleent bij deze aan den soldaat Boeren in garnizoen te Kruiningen, 6 dagen verlof naar Baarle-Nassau, ingaande op 9 juli 1916, zijnde alzoo gehouden om op het avondappèl van den 16 juli 1916 bij zijne Compagnie present te zijn, behoudens de verplichting om onverwijld naar zijn garnizoensplaats terug te keeren, wanneer hij kennisgeving ontvangt dat het verlof is ingetrokken. Kruiningen, den 6den juli 1916, de commandant voornoemd w.g. J.R. de Visser; (1e Luitenant)

 

wetende dat de in dien pas oorspronkelijk voorkomenden datum 15 juli valschelijk was verandert in 16 juli, althans in Baarle-Nassau, althans in Nederland, op althans omstreeks 16 juli zijn verlofpas, luidende zooals ze hem was afgegeven

 

N° 18596 A.D. Verlofpas De ondergeteekende, commandant van 4-41 L.W.I. verleent bij deze aan den soldaat Boeren in garnizoen te Kruiningen, 6 dagen verlof naar Baarle-Nassau, ingaande op 9 juli 1916, zijnde alzoo gehouden om op het avondappèl van den 15 juli 1916 wederom bij zijne Compagnie present te zijn, behoudens de verplichting om onverwijld naar zijn garnizoensplaats terug te keeren, wanneer hij kennisgeving ontvangt dat het verlof is ingetrokken. Kruiningen, den 6den juli 1916, de commandant voornoemd w.g. J.R. de Visser;

 

heeft verlengd door den daarin voorkomenden datum 15 juli 1916 te veranderen in 16 juli 1916.

Overwegende, dat de beklaagde heeft opgegeven, dat hij aan het spoorwegstation te Tilburg, zich opzettelijk heeft bedient van de verlofpas, ter processe aanwezigen hem (beklaagde) vertoond en voorgehouden; dat die hem (beklaagde), waarin hij de datum “15 juli” door overschrijving heeft veranderd in “16 juli”; door die pas aan de controle der militaire verlofpassen ter controleering te vertonen; dat de toen ter controleering aangeboden verlofpas dezelfde is, als die ter processe aan hem is vertoond;

resumerende, dat de navolgende personen als getuigen onder eede gehoord, hebben verklaard:

1° Nathan Cohen, oud 21 jaar, Milicien sergeant bij 2-I-5R6, dat hij op 16 juli 1916 aan het spoorwegstation te Tilburg was belast met de controle van verlofpassen; dat beklaagde hem op dien dag de verlofpas aanbood ten name van soldaat Boeren gemerkt N°18596 A.D.; dat hij in de hem vertoonde dezelfde verlofpas dezelfde herkent, als die hem op 16 juli 1916 ter controleering was aangeboden; dat hij direct bemerkte, dat die verlofpas was vervalscht, daar de datum van terugkomst “15 juli” door overschrijving was veranderd in “16 juli”

2° August Stoop, oud 23 jaar, landstormplichtig soldaat, wonende te Rotterdam, dat hij de vertoonde verlofpas, gemerkt N°18596 A.D. persoonlijk heeft opgemaakt voor beklaagde en volgens hem verestrekte opgave als datum in die pas moest invullen: van den 9 tot en met den 15 juli 1916; dat hij achter de woorden “avondappèl van den” in die verlofpas heeft ingevuld “15 juli 1916”,

 

Overwegende, dat de ter processe aanwezige verlofpas inhoud:

N° 18596 A.D. Verlofpas De ondergeteekende, commandant van 4-41 L.W.I. verleent bij deze aan den soldaat Boeren in garnizoen te Kruiningen, 6 dagen verlof naar Baarle-Nassau, ingaande op 9 juli 1916, zijnde alzoo gehouden om op het avondappèl van den 16 juli 1916 bij zijne Compagnie present te zijn, behoudens de verplichting om onverwijld naar zijn garnizoensplaats terug te keeren, wanneer hij kennisgeving ontvangt dat het verlof is ingetrokken. Kruiningen, den 6den juli 1916, de commandant voornoemd w.g. J.K. de Visser;

 

Overwegende, dat door de in onderling verband en samenhang beschouwde aanwijzingen, voortvloeiende uit den inhoud der eigen erkentenissen van beklaagde, de beëedigde verklaringen der getuigen,

 

wettig en overtuigend is bewezen, zoomede beklaagdes schuld daaraan, dat hij op 16 juli 1916 aan het spoorwegstation te Tilburg zich opzettelijk heeft bediend van een valsche verlofpas door aan de controle der militaire verlofpassen aldaar ter controleering te vertonen een verlofpas van den volgende inhoud:

N° 18596 A.D. Verlofpas De ondergeteekende, commandant van 4-41 L.W.I. verleent bij deze aan den soldaat Boeren in garnizoen te Kruiningen, 6 dagen verlof naar Baarle-Nassau, ingaande op 9 juli 1916, zijnde alzoo gehouden om op het avondappèl van den 16 juli 1916 bij zijne Compagnie present te zijn, behoudens de verplichting om onverwijld naar zijn garnizoensplaats terug te keeren, wanneer hij kennisgeving ontvangt dat het verlof is ingetrokken. Kruiningen, den 6den juli 1916, de commandant voornoemd w.g. J.K. de Visser;

wetende, dat de in die pas oorspronkelijke datum 15 juli valschelijk was veranderd in 16 juli,

Gezien de artikelen: 74 Militiewet; 21 Landweerwet; 104 Crimineel Wetboek voor het krijgsvolk te lande; Wetboek van Strafrecht; 9 der wet van 15 april 1896 (§ n° 64); 10,19 der wet van 14 november 179 (§ n° 191);

 

en art, 197 van het Wetboek op de rechtspleging bij de Landmacht;

 

Rechtdoende in Naam der Koningin!

Verklaart wettig en overtuigend bewezen hetgeen hierboven als zodanig is aangenomen zoomede beklaagdes schuld daaraan,

Qualificeert het als: Het als mindere militair zich van een valschen verlofpas bedienen zijn verlofpas verlengen,

 

veroordeelt den beklaagde tot een militaire detentie van twee dagen

 

Aldus gevonnist door den Krijgsraad in het derde Militaire Arrondissement, standplaats ‘s Hertogenbosch, den 7 October 1916

Tegenwoordig de Heeren

 

Mr R. de Menthon Bake Pres. Plv.

Gep, Kol H.B. Moll

Gep, Luit,Kol F.H. Lambert

Gep. Kapt L.C. Grotendorst

Gep. Kapt F.H. Tissot van Patot

1e Luit. Th.G. Donner, secretaris

 

Strafregister4 41LWInf1916Het afschrift van het strafregister van de 4e compagnie 41e bataljon LWInf toont geen voorgaande tuchtrechtelijke feiten, dus eigenlijk was Vic Boeren een brave soldaat geweest!

Op 18 november 1916 melde soldaat Boeren zich voor zijn 2 dagen gevangenis en werd ingeschreven in het register.Gevangenis1916 Een afbeelding uit het gevangenisregister saat hierbij. Deze registratie was de aanleiding voor de speurtocht naar sporen van het militaire verleden van Vic Boeren, mijn grootvader. Op 20 november mocht hij administratief de gevangenis verlaten. Er is een gerucht dat hij de straf niet echt heeft uitgezeten..